Oproepcontracten
- De nulurencontracten worden afgeschaft.
- Er worden (vaste en tijdelijke) basiscontracten ingevoerd met een minimumaantal uren waarvoor werkenden moeten worden ingeroosterd en betaald.
- Er wordt een norm gesteld aan de extra beschikbaarheid, maximaal 30 procent van het afgesproken aantal uren. Buiten deze uren is er geen verplichting om te werken.
Om werkgevers te stimuleren mensen met een basiscontract te laten doorstromen naar een vast contract, is het voornemen om het contract voor onbepaalde tijd onder de lage WW-premie te brengen. Werkgevers zijn dan minder kwijt aan premies.
Tijdelijke contracten
- Werknemers hebben na drie jaar of na drie aaneengesloten tijdelijke contracten recht op een vast contract bij dezelfde werkgever.
- Als dit niet gebeurt, geldt er een tussenpoos van vijf jaar voordat een werkgever opnieuw iemand tijdelijk in dienst kan nemen. Nu mag dat nog na zes maanden ‘pauze’. De termijn van vijf jaar geldt straks ook voor uitzendkrachten.
Uitzendkrachten
- Uitzendkrachten moeten ten minste hetzelfde verdienen als werknemers bij de inlener voor hetzelfde werk en gelijkwaardig worden behandeld, inclusief financieel gelijkwaardige overige voorwaarden, zoals pensioen.
- De uitzendfasen worden verkort: fase A gaat van 78 weken naar 52 weken (dat staat nu al in de ABU-cao, maar komt nu ook in de wet) en fase B gaat van zes contracten in vier jaar naar zes contracten twee jaar. Na deze periode moet de uitzendkracht een vast contract krijgen bij het uitzendbureau.
Uitzonderingen
- Scholieren en studenten kunnen op oproepbasis blijven werken.
- Voor scholieren van 18 jaar en ouder en studenten met een bijbaan geldt een korte onderbrekingstermijn van zes maanden.
- Seizoensarbeid behoudt een uitzondering met een mogelijke onderbrekingstermijn van drie maanden voor functies die maximaal negen maanden per jaar kunnen worden uitgeoefend.